Vorige week organiseerde het Platform Stad en Wijk een sessie tijdens het drukbezochte congres ‘Dag van de Stad’. Onder leiding van Vincent Smit, lector grootstedelijke ontwikkeling aan de Haagse Hogeschool werd met drie onderzoekers en zestig deelnemers nagedacht over de rol van de burger bij stedelijke vraagstukken.
Schuivende rollen
De rol van de burger bij stedelijke vraagstukken is continu aan verandering onderhevig. Tot en met de jaren tachtig had de overheid op vele terreinen een dominante positie. In de jaren negentig werd er veel van de markt verwacht (privatisering, marktwerking), terwijl er nu vooral wordt gekeken naar de zelfredzaamheid, verantwoordelijkheden en vaardigheden van burgers (‘civil society’, participatiesamenleving). Onder andere aangewakkerd door diverse maatschappelijke ontwikkelingen (bezuinigingen, bureaucratisering, individualisering, ondernemerschap, ruileconomie, verzakelijking). Hierdoor is er een nieuw stedelijk speelveld aan het ontstaan met nieuwe spelers en andere rolverdelingen, regels en samenwerkingsvormen tussen overheid, markt en burger.
Bewonersinitiatieven
Die nieuwe verhoudingen komen onder andere tot uiting in een groot aantal nieuwe bewonersinitiatieven. Onderzoekers Anna de Zeeuw (lectoraat Coördinatie grootstedelijke vraagstukken, Hogeschool van Amsterdam), David ter Avest (lectoraat Dynamiek van de Stad, Hogeschool InHolland Rotterdam) en Juliette Santegoeds (lectoraat Grootstedelijke ontwikkeling, Haagse Hogeschool) lieten aan de hand van tal van voorbeelden uit Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zien dat er mooie successen worden geboekt, maar dat er tegelijkertijd ook nog genoeg dilemma’s en valkuilen zijn. Aan de ene kant zijn er veel mooie initiatieven die een verrijking of aanvulling zijn op het aanbod van instanties. Soms uit nood geboren (door bezuinigingen bij de overheid) en de andere keer vanuit een eigen behoefte ontsprongen. Initiatieven die veelal geleid worden door “eigenwijze donders” die zich niet tot huisdier laten temmen en aan de hand van hun eigen ideologische visie door alle kokers heen breken. Aan de andere kant is het ook “vechten in de stadsjungle” om erkenning en ondersteuning voor het initiatief te krijgen (en te behouden). Zo concurreren veel initiatieven om dezelfde subsidie, worden initiatieven soms doodgeknuffeld door diverse eisen en protocollen, moet er iedere twee jaar opnieuw worden aanbesteed en/of passen de werkzaamheden niet in een formeel vakje waardoor er discussie blijft over wie binnen de instanties aanspreekpunt is voor een eventuele samenwerking.
Voor- en tegenstanders
De voorbeelden lieten zien dat er zowel successen als belangrijke knelpunten zijn te benoemen. Het leverde dus zowel voer op voor de mensen die een sterk geloof hebben in de participatiesamenleving (de ‘believers’) als ingrediënten voor sceptici. De eerste groep is van mening dat de zelfredzaamheid van bewoners nog teveel wordt onderschat en wijst vooral op de vele succesvolle voorbeelden die vraaggericht, van onderop en zonder ingewikkelde protocollen vraagstukken oppakken. De sceptici wijzen juist op de vele bewonersinitiatieven die mislukken (waar we veel te weinig over horen) en waarschuwen voor het gevaar van willekeur en uitsluiting, omdat subgroepen zich bepaalde zaken kunnen toe-eigenen. Daarnaast zet men zet vraagtekens bij de kwaliteit en doelmatigheid van veel initiatieven.
Samenspel
De waarheid ligt ergens in het midden. Het betoog van Vincent Smit was dan ook om weg te blijven van dichotomieën en juist op zoek te gaan naar kruisbestuiving. De tegenstelling tussen stroperige instituties, terugtrekkende overheden en falende organisaties aan de ene kant en de welwillende, spontane, initiatiefnemende burger aan de andere kant is dan ook onjuist. Partijen zijn juist wederzijds van elkaar afhankelijk. Waarbij dominantie van de een tot scheve verhoudingen leidt. Een te grote invloed van de overheid zorgt bijvoorbeeld voor teveel aanbodsturing, uniforme oplossingen en bureaucratie. Het vergroot de kloof tussen burger en politiek en mist de voordelen van goed ondernemerschap. Als burgers het volledig voor het zeggen zouden hebben, bestaat er kans op groepjesvorming, uitsluiting en anarchie. Het individuele belang gaat dan voor het publiekelijke belang. De opgave is dus om beide werelden op een goede manier met elkaar te verweven. Dat samenspel dat moeten worden gecreëerd is situationeel bepaald. Het zal per initiatief verschillen hoe men elkaar kan versterken. Dat betekent dat professionals goed moeten kijken naar de context en de omgeving waarin zij en het initiatief zich bewegen. Door als professional open te staan voor nieuwe ideeën en meer in de huid van bewonersverbanden te kruipen en minder in beleidskaders en protocollen. Zo kan er een gedeeld perspectief ontstaan. Dat kost tijd en bewegingsvrijheid die leidinggevenden ook moeten geven. Alleen dan kan er een juiste balans ontstaan tussen afhankelijkheid en autonomie en tussen algemeen belang en groepsbelangen.
Het landelijke platform Stad en Wijk is een samenwerkingsverband van lectoraten (onderzoeksgroepen van hogescholen) die door middel van praktijkgericht onderzoek inzicht verschaffen in en oplossingen aandragen op het gebied van participatie en veerkracht.
Verder lezen:
Robert Duiveman en Juliette Santegoeds (2013) Community Lover’s Guide to Den Haag. Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling, Haagse Hogeschool.
Gerben Helleman (2016) Op zoek naar nieuwe verhoudingen: over de veranderende relatie tussen de geplande en geleefde stad. Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling, Haagse Hogeschool.
Philip Marcel Karré, Tina Rahimy, David ter Avest en Guido Walraven (2017) Sociale innovatie in de stad. Lectoraat Dynamiek van de Stad, Inholland.
Arend Odé en Guido Walraven (2013) Binding en burgerschap. Buurtbetrokkenheid in Rotterdam en Den Haag. Lectoraat Dynamiek van de Stad, Inholland.
Dirk Willem Postma (2014) De Buurtboerderij als sociaal laboratorium; zonder wrijving geen burgerkracht. In: Tijdschrift voor sociale vraagstukken. Lectoraat Participatie en Stedelijke Ontwikkeling, Hogeschool Utrecht.
Stijn Verhagen (2010) Buurten in beweging. Lectoraat Participatie en Stedelijke Ontwikkeling, Hogeschool Utrecht.