Sinds vijf jaar zet de overheid steeds meer in op de zelfredzaamheid van burgers. Maar hoe werkt dat in de praktijk? De ParticipatiePraktijk heeft hier samen met hogescholen onderzoek naar gedaan in drie grote steden en twee landelijke omgevingen.
Participatiesamenleving
Ruim vijf jaar nadat de participatiesamenleving werd geïntroduceerd, heeft de PartcipatiePraktijk de balans opgemaakt door in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en de Brabantse dorpen Schaijk en Ravenstein op zoek te gaan naar de dagelijkse praktijk van de participatiesamenleving. Men heeft gesproken met tientallen bewoners, mantelzorgers, jongerencoaches, wijkverpleegkundigen, beleidsambtenaren, wethouders, denkers en doeners.
Vanuit deze praktijk komen de onderzoekers tot vijf aandachtspunten:
- het verhaal van wat de participatiesamenleving is en zou moeten zijn, moet veel meer inhoudelijk geladen worden;
- duidelijkheid over de rol van de overheid laat te wensen over;
- de mythe dat iedereen kan participeren moet worden doorbroken;
- er kleven keerzijdes aan burgerinitiatieven en
- er ontstaan grote verschillen in Nederland.
Actieonderzoek
Het actieonderzoek was een samenwerking met De Haagse Hogeschool, Hogeschool Inholland, Hogeschool Rotterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Daarnaast heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau meegedacht met de opzet van het onderzoek. Het onderzoek is deels gefinancierd door het Oranjefonds en het VSBfonds.
Het rapport is hier te downloaden. Ook is er een projectwebsite met meer achtergrondinformatie en een video van een debat in Pakhuis de Zwijger.
Bron: Participatie-praktijk