10 vragen aan…Vincent Smit

Vincent Smit is lector Grootstedelijke Ontwikkeling aan de Haagse Hogeschool en mede-initiatiefnemer van het landelijke lectoratenplatform Stad en Wijk.

1. Waar komt jouw fascinatie voor de stad vandaan?
In de stad komt alles samen. De stad is bron van problemen, maar ook van oplossingen. Voor veel vragen is de stad eigenlijk te klein, maar voor andere vragen weer te groot. In de stad zien we globalisering, maar ook lokalisering. In de stad is ruimte voor individualiteit, maar er is ook een zoektocht naar vormen van collectiviteit. Omdat in de stad veel maatschappelijke vragen samen komen, dwingt dit tot integraal en multidisciplinair denken en handelen.

2. Wat is jouw favoriete stad?
Ik ben door geboorte en langdurig verblijf gehecht aan de Parel van het Zuiden, de negende stad van Nederland: Breda. De stad is groot genoeg en goed verbonden met andere steden en er is een lokale sfeer met goed leven.

Breda - Grote Markt
Grote Markt in Breda (foto door: G. Lanting)

3. Wat is in jouw optiek de belangrijkste maatschappelijke opgave waar we in de komende jaren voor staan?
In de westerse samenleving is sprake van wat we noemen ‘meritocratie’. Dit maatschappijmodel gaat ervan uit dat de sociaaleconomische positie van elk individu is gebaseerd op zijn of haar verdiensten en prestaties. Ook wel ‘diplomademocratie’ genoemd. Dit is een belangrijk uitgangspunt, maar in de stad bestaan hier zowel goede als slechte voorbeelden van. Werkelijkheid en mythevorming leven naast elkaar. Er is welvaart en er is onbehagen, waarbij het onbehagen niet alleen bestaat bij de groepen die het sociaaleconomisch zwaar hebben. Het lijkt wel dat in de stad groepen die baat hebben bij de geglobaliseerde wereld (‘kosmopolieten’) naast groepen staan voor wie dit niet geldt (‘locals’).

4. Welke rol kan een hogeschool bij dit soort vraagstukken spelen?
Het is bij stedelijke vraagstukken belangrijk steeds de specifieke context naar ruimte en tijd te zien. Zonder dit ga je op zoek naar algehele wijsheden en dat is een lastige zoektocht. Het stedelijk beleid is een optelsom van plannen, toevalligheden en tegenstromen. Er is altijd een specifieke context geweest waarin bepaalde beslissingen rationeel werden gevonden, waarvan later gezegd zal worden dat het “een enorme vergissing” is geweest. Denk aan het bouwen in de jaren zeventig van parkeergarages midden in de binnenstad, aan het bouwen-voor-de-buurt principe tijdens de stadsvernieuwing, aan de splitsing van de Spoorwegen in NS en Prorail, aan de nieuwbouwwijken in de jaren negentig onder de noemer van de VINEX, enzovoort. Waarschijnlijk zal in 2040 dit lot ook toevallen aan beslissingen van 2018. Daarom zal praktijkgericht onderzoek altijd de specifieke context in onderzoek nemen en niet beschouwen als een af te pellen schil van een sinaasappel. Juist daar ligt de meerwaarde van een hogeschool.

5. Wat zijn je eigen beweegredenen geweest om bij een hogeschool aan de slag te gaan?
Voor mij is het werk als lector een mooie verbinding na een tijd als wetenschapper aan de universiteit (Eindhoven/Leiden), als beleidsambtenaar bij een grote gemeente (Rotterdam) en als adviseur bij een adviesorgaan van de rijksoverheid (VROM-raad). Het werk is anders dan wetenschappelijk onderzoek aan de universiteit (artikel of boek publiceren), dan een beleidsambtenaar (beleidsnota produceren) of adviseur (middellange termijn advies over grote beleidsthema’s). Het biedt de kans om dichter op de dagelijkse praktijk te gaan zitten en de praktijk als bron van kennis te gaan zien en niet alleen als landingsbaan van verrichte werkzaamheden.

6. Waar verbaas jij je wel eens over in de wereld van onderzoek, beleid en praktijk?
De hogeschool is een publiek gefinancierde kennisinstelling. Dit verplicht tot een onafhankelijke wijze van kennisontwikkeling, waarbij voorop staat dat onderzoeken deugdelijk, navolgbaar, praktijkgericht en ethisch verantwoord zijn. Een opdrachtgever van buiten (gemeente, bedrijf, maatschappelijke instelling) mag wel betalen voor de vraag, maar niet voor het antwoord van het onderzoek. Er zijn regelmatig gevallen dat de vraag van de opdrachtgever niet helder en niet goed te onderzoeken is. Dan mag van de opdrachtnemer verwacht worden dat hij de opdrachtgever helpt een goede vraag te stellen.

7. Welk boek zou iedereen die zich bezighoudt met maatschappelijke vraagstukken in steden en wijken moeten lezen?
Ik heb genoten van De improvisatiemaatschappij van Hans Boutellier over de complexiteit van de hedendaagse samenleving. En van De trek naar de stad van Doug Saunders waarin de wereldwijde urbanisatie wordt beschreven en de dynamiek van de aankomstwijken waar migranten zich vestigen.


8. Welk onderzoeksrapport van jouw lectoraat was voor jou het meest leerzaam?

Het rapport Jong spreekt Jong: ruim dertig hogeschoolstudenten spraken met zo’n tweehonderd jongeren van circa 15 jaar oud in de Haagse Schilderswijk. Het leverde inzichtelijke verhalen op over de zonnige en de schaduwzijden op van het opgroeien in deze wijk. Bij de presentatie werd duidelijk dat een dergelijk rapport met deze aanpak nooit door een gemeente of maatschappelijke organisatie in de wijk kon worden gemaakt – door de focus op hun eigen product of beleid.

9. Met welke onderzoeken zijn jullie op dit moment bezig?
Het onderzoek over veiligheid in twee wijken in Zoetermeer is net afgerond. Interessant hier is de focus op de positieve veiligheid (vertrouwdheid, kracht van bewoners) en het inzicht dat veiligheid meer is dan de afwezigheid van overlast en criminaliteit.
Ook willen we dit jaar de onderzoeken van de afgelopen jaren bundelen in een overkoepelend rapport waarin we nadenken over de verhouding tussen de systeemwereld en leefwereld in stad en wijk.

10. Als je morgen de beschikking zou krijgen over extra onderzoeksbudget, waar zou je dat dan het liefst aan willen besteden?
In de stad zijn werelden en schaalniveaus met elkaar vervlochten. Er is sprake van een ‘systeemwereld’ (instituties, beleid, regelgeving etc.) en een ‘leefwereld’ (dagelijkse gebeurtenissen) en deze werelden zijn zowel op globaal niveau herkenbaar als op lokaal niveau. Waar botst dit? Waar is goede verbinding te vinden? Dit zijn belangrijke onderzoeksvragen. Over het dagelijks leven in de stad van bewoners, gebruikers en professionals weten we namelijk eigenlijk niet zo veel. De kennis die er wel is, is statistisch, erg beleidsmatig gedreven of via modellen en theorieën ver verwijderd van de werkelijkheid. Ik zou op deze onderzoekslijn van het lectoraat willen doorgaan en meer willen weten hoe in de stad verbindingen worden gelegd tussen het dagelijks leven (met veel gedoe en improvisatie) en het geplande en beleidsmatige (met ook vele gedoe en improvisatie).

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s