10 vragen aan…Guido Walraven

Guido Walraven is lector Dynamiek van de Stad bij hogeschool Inholland en mede-initiatiefnemer van het landelijke lectoratenplatform Stad en Wijk.

1. Waar komt jouw fascinatie voor de stad en voor maatschappelijke vraagstukken vandaan?
Vanaf mijn puberteit ben ik sterk betrokken geweest bij maatschappelijke vraagstukken, vanuit een gevoel voor sociale rechtvaardigheid. Ik was toen bijvoorbeeld betrokken bij de oprichting van de wereldwinkel in Den Haag. De fascinatie voor de stad is pas later ontstaan, de verbinding van lokale en wereldwijde rechtvaardigheid speelt ook nu nog steeds een rol. Bij mijn lectoraat bijvoorbeeld bij de vraag ‘van wie is de stad?’ en de leuze ‘Think global, act local’. Dat past ook bij de ondertitel die ik mee kreeg voor mijn lectoraat: lokale en globale netwerken.

2. Wat is jouw favoriete stad?
Ik heb niet echt één favoriete stad. Ik vind het leuk om nieuwe steden te ontdekken in stedentrips of wat langere vakanties. Toen mijn lectoraat ruim tien jaar bestond ben ik een maand in Berlijn gaan zitten om bij te komen en inspiratie op te doen. Heb de stad toen beter leren kennen, als stad met een goede atmosfeer en frisse energie, heel divers en soms innovatief, met veel musea en goed theater, historische plekken en architectuur, uiteenlopende markten en goede boekwinkels (waaronder een grote boekwinkel alleen over de stad en een andere over burgerinitiatieven en maatschappelijke alternatieven). Ik heb er een heerlijke tijd gehad die zomer.

Mauerpark-karaoke-amphitheater-2011
Berlijn, Mauerpark (foto door Alexander Puell)

3. Wat is in jouw optiek de belangrijkste maatschappelijke opgave waar we in de komende jaren voor staan?
Hoe we kunnen komen tot een stad en (internationale) samenleving die duurzaam en rechtvaardig is, sociaal en inclusief.

4. Welke rol kan een hogeschool bij dit soort vraagstukken spelen?
Een bescheiden rol, en een rol die een hogeschool niet alleen kan spelen: een goed netwerk met veldpartijen en burgers is van belang. Het gaat bij die rol om twee zaken die met elkaar verbonden moeten worden: onderwijs en onderzoek.
Ten eerste moeten we professionals opleiden die kritisch en constructief zijn, die zich bewust zijn van de maatschappelijke opgaven en in staat zijn om bij te dragen aan de aanpak daarvan. Oftewel: aandacht geven aan wat ‘goed werk’ is. Door bijvoorbeeld een oefenplek aan te bieden voor burgerschap en het omgaan met verschillen. En een oefenplek voor samenwerking, tussen professionals en met burgers.
Ten tweede is praktijkgericht onderzoek van belang. Daarbij moeten we de stand van de onderzoekskennis verbinden met de vakkennis van professionals en de ervaringskennis van burgers. Zo verzamel je meervoudig bewijs en kun je bijdragen aan het bieden van concrete handelingsperspectieven.

5. Over welke beleidsaanpak ben je heel enthousiast?
Vooral in beleidskringen waart al lange tijd een spook rond, dat ook wel het ‘evviedens beest’ wordt genoemd. Wilt u iets tegen pesten doen? Dan komt er iemand met bijvoorbeeld een Amerikaans project dat op tien scholen is getest, dat noemt men dan ‘evidence based’ en dat zouden alle scholen in Nederland dan eigenlijk ook moeten gaan uitvoeren. Vergelijk het met ‘evidence based medicine’: als een pilletje tegen hoofdpijn voor een Amerikaan werkt, dan werkt het ook voor een Nederlander. Maar helaas gaat die vergelijking niet op. Zonder context geen bewijs, zoals de Raad voor Gezondheid en Samenleving vorige zomer in het gelijknamige rapport constateerde. De sociale en maatschappelijke context doet ertoe, maatwerk is nodig en een dialoog van professionals en burgers. Meervoudig bewijs ook, vanuit verschillende kennisbronnen. Zo ontstaat ‘practice based evidence’ en lectoraten zijn heel goed in het verzamelen en onderzoeken daarvan. Over projecten en programma’s die zich daarop baseren kan ik enthousiast worden. Van mij mag het ‘prektis beest’ meer terrein krijgen en het ‘evviedens beest’ terug in het medicijnenhok.

Bron: Werkplaats Sociaal Domein Zuid-Holland Zuid

6. Welk boek zou iedereen die zich bezighoudt met maatschappelijke vraagstukken in steden en wijken moeten lezen?|
Er zijn gelukkig veel inspirerende boeken, laat ik er nu twee noemen. Zef Hemel schreef De toekomst van de stad: een pleidooi voor de metropool (2016), waarin hij met aanstekelijk enthousiasme zijn liefde voor grootstedelijkheid ontvouwt en met snelle verfstreken een breed beeld geeft van de elementen daarvan. Een vlot geschreven boek, dat veel genuanceerder is dan de uitspraken waar hij soms de krant mee haalt, zoals dat we ook in Nederland moeten streven naar een stad met twee miljoen inwoners. Grootstedelijkheid is uiteindelijk niet van die schaalgrootte afhankelijk, zoals hij ook zelf laat zien door zijn bewondering voor Jane Jacobs en in verhalen over zijn trek van Emmen naar Groningen en Amsterdam.

Het tweede boek dat ik wil noemen is net uit en is het boek van Richard Sennett over het maken van steden (Building and Dwelling: Ethics fort he City, 2018). Het is een rijk en uitwaaierend boek van een zeer belezen en origineel sociale wetenschapper over het goede bouwen en het goede leven. Het laatste deel van zijn trilogie over de scheppende mens (na delen over de ambachtsman en samenwerking) en naar verwachting het boek waarmee hij zijn lange carrière zal afsluiten. Sennett gaat op zoek naar manieren om een stad te maken die open en tolerant is, die gelijkheid en vrijheid bevordert. Hij noemt dat idealisme met een Amerikaanse pragmatische inslag, gericht op experimenteren. Het past bij zijn beroemde associatieve stijl om dingen helder te maken aan de hand van concrete en praktische voorbeelden. Ik heb het boek nog lang niet uit gelukkig, want geniet ervan af en toe wat in het boek te lezen en te merken hoe het uitnodigt tot nadenken.

7. Welk filmpje spreekt wat jouw betreft boekdelen en zou iedereen moeten zien?
Niet één specifiek, maar de laatste 15 jaar is er internationaal veel discussie gevoerd over ‘The Right to the City‘. Actievoerders, onderzoekers en beleidsmakers hebben zich er intensief mee beziggehouden. Het concept is opgenomen in actieplannen en pamfletten, nota’s, wetgeving en de New Urban Agenda van de Habitat conferentie van de Verenigde Naties (2016). De Franse filosoof Henri Lefebvre heeft het concept in 1967 ontwikkeld. David Harvey heeft sterk bijgedragen aan de bredere bekendheid ervan. Doordat hij er vanaf 2003 in het Engels over schreef en er lezingen over ging geven.

8. Welke stadsdenkers zijn voor jou een inspiratiebron?
Van onderzoekers zoals de al genoemde Henri Lefebvre (behalve met zijn werk over het recht op de stad ook een boek dat vertaald is als The Urban Revolution) en David Harvey (met zijn Social Justice and the City en Cosmopolitanism and the Geographies of Freedom) tot Loic Wacquant (met Urban Outcasts en Boxing). Vaak mensen die de gelaagdheid van de stad onderzoeken en die verbinden met theoretische noties, concepten en filosofische beschouwingen. In Nederland vind ik Kim Putters interessant met zijn concept van de verzorgingsstad en zijn pleidooi voor een nieuw sociaal contract.

9. Met welke onderzoeken zijn jullie op dit moment bezig?
Goede vraag, die me terugbrengt met de voeten op de vloer. Wij doen onderzoek naar drie met elkaar verbonden thema’s: stedelijk burgerschap & sociale inclusie, transformatie van het sociaal domein, en sociaal ondernemerschap & sociale innovatie. Recent afgerond zijn:

10. Wat is voor jou de meerwaarde van het Platform Stad en Wijk?
Uitwisseling en inspiratie, van en met elkaar leren, samenwerken en samen aanvragen doen.

Plaats een reactie