Participatie verder ontleed (deel 4)

De lectoraten van het Platform Stad en Wijk houden zich allen bezig met maatschappelijke vraagstukken in steden en wijken. Participatie is daarbij een van de kernwoorden. Dat kan gaan om zowel bewonersparticipatie als maatschappelijke participatie. Participatie is dus zowel een bindend als een diffuus begrip. In een reeks van interviews proberen we voorbij deze spraakverwarring te komen door dit begrip verder te duiden, trends te ontrafelen en inzicht te geven in de laatste onderzoeksresultaten. In dit vierde deel spreken we uitvoerig met Froukje Smits, senior onderzoeker bij het Lectoraat Participatie en Stedelijke Ontwikkeling (Hogeschool Utrecht).

Ben je als bewoner zelf actief in je eigen buurt?
Ik woon in een wijk in Amersfoort met een – in onderzoekstaal – hoge Sociaal Economische Status (SES). Mijn betrokkenheid in mijn eigen buurt reikt niet verder dan een paar keer per jaar tijdens het straatfeest een sport- en speluitleen te voorzien van leuke materialen ter vermaak en vertier van de kinderen en jongeren. Dat is een bewuste keuze, ik vind namelijk dat we bevoorrechte mensen zijn en zet me daarom liever in voor minder bevoorrechte bewoners in een stad.”

U on Board (foto: Froukje Smits)

Op welke manier doe je dat?
“Voor mijn promotieonderzoek kom ik gemiddeld twee keer peer week op het asielzoekerscentrum (AZC) in Utrecht. Onder de noemer van het Living Lab ‘U on Board’ kijken we hoe deze kinderen en jongeren – die nu buiten spel staan – aan boord kunnen halen door ze letterlijk op het skate- en longboard mee te nemen. Dit vanuit de gedachte dat sportparticipatie belangrijke voordelen heeft voor de ontwikkeling van jeugdigen tot gezonde en veerkrachtige volwassen. Praktische belemmeringen verhinderen echter dat kinderen en jongeren die op een asielzoekerscentrum wonen lid kunnen worden van sportverenigingen. Andersom geldt dat sportverenigingen de weg naar het asielzoekerscentrum nauwelijks weten te vinden, waardoor er sporadisch sport- en beweegaanbod is voor deze jeugdigen. Het aanbod dat er op de AZC’s wel is, sluit veelal niet aan op hun wensen. Om die reden is het project ‘U on Board’ gestart.”

Interessant. Is er daarbij een speciale reden waarom er is gekozen voor een urban action sport en niet bijvoorbeeld voor een potje voetballen?
“Het voordeel van skate- en longboarden is dat het informeel georganiseerd kan worden, dus onafhankelijk van een sportclub of locatie. Daarnaast sluiten deze sporten aan bij de jeugdige cultuur en dagen de sportmaterialen uit om deel te nemen. Deze type sporten staan namelijk bekend om de ideologie van het hebben van vrijheid, het samen buiten actief zijn en plezier in plaats van competitie.”

U on Board (foto: Hogeschool Utrecht)

Hoe wordt dit georganiseerd?
“Twee keer per week worden er workshops skate- en longboarden aangeboden onder leiding van een projectleider die ondersteund wordt door vijftien studenten van de opleiding Social work, waarmee per sessie circa 25 vluchtelingenkinderen en jongeren worden bereikt. Deze constructie is in vele opzichten een win-win. Door de interculturele dialoog leren de studenten deze doelgroep kennen en hun leefomgeving. Dat maakt vaak veel indruk op de studenten en draagt ook bij aan het wegnemen van mogelijk negatieve percepties en vooroordelen ten opzichte van vluchtelingen. Voor de vluchtelingenkinderen en jongeren betekent dit project dat ze een positieve uitlaatklep hebben waarbij ze kunnen ontspannen en alleen even aan het skate- en longboarden hoeven te denken zonder zich zorgen te maken.”

Dat klinkt als een mooi voorbeeld van het realiseren van maatschappelijke impact door middel van sport. Daarmee lijkt het naadloos te passen bij het lectoraat Participatie en Stedelijke Ontwikkeling waar je voor werkt. Hoe definiëren jullie ‘participatie’ binnen jullie lectoraat?
Participatie zou ik willen uitleggen als het meedoen of deelnemen aan de samenleving, waarbij we vanuit ons lectoraat met name naar de stedelijke omgeving kijken. Meedoen en erbij horen is namelijk niet voor iedereen vanzelfsprekend. Om het bij mijn eigen vaktermen te houden: soms staan mensen buitenspel. Daarmee bedoel ik dat mensen bijvoorbeeld geen sociaal netwerk hebben of er verdeeldheid is in de samenleving tussen groepen met diverse achtergronden en kenmerken waardoor ze geen deelgenoot zijn van de samenleving. Sommige groepen mensen zijn dus minder in staat of in de gelegenheid om deel te nemen aan sociale activiteiten en/of gebruik te maken van gemeenschappelijke voorzieningen. Ze zijn of worden uitgesloten en toegang tot faciliteiten worden belemmerd door allerlei factoren. Processen van segregatie en polarisatie zijn hiervan een gevolg. Mensen betrekken, binden en boeien met sport als middel kunnen antwoorden bieden.”

U on Board (foto: Froukje Smits)

Met betrekking tot participatie hebben jullie binnen het lectoraat verschillende onderzoekslijnen, zoals rondom ‘welzijn, opvoeding en onderwijs’ en rondom ‘kunst en cultuur’. Jij houdt je bezig met de onderzoekslijn rondom de ‘maatschappelijke impact van sport en bewegen’. Waar kijken jullie met name naar binnen deze onderzoekslijn?
“Als sportsocioloog kan je sport en bewegen gebruiken als lens om naar de samenleving te kijken. Dan worden bijvoorbeeld processen van uitsluiting, segregatie, polarisatie en spanningen tussen groepen soms nog zichtbaarder in de sport en beweegcontext. Bijvoorbeeld door naar het percentage lidmaatschappen per wijk te kijken, waaruit dan blijkt dat juiste meiden met een migrantenachtergrond uit lage SES-wijken minder deelnemen aan sport en beweegactiviteiten in georganiseerd verband dan hun leeftijdsgenoten. Praktijkgericht onderzoek kan dan ingezet worden om een sociale interventie te bestuderen en te verbeteren. We richten ons dus primair op het welzijn en welbevinden van mensen. Daarmee is sport en bewegen voor ons dus geen doel op zich, maar richten we ons op de sociale aspecten en waarden van sport en bewegen. Het gaat dus niet om het verhogen van sportparticipatie, maar om het verhogen van participatie door sport en bewegen. Een wezenlijk verschil.”

Het gaat jullie dus niet zozeer – zoals andere lectoraten – om het bevorderen van lichaamsbeweging (gezondheid), maar juist om de sociale contacten en vaardigheden die je kan opdoen tijdens dat sporten?
“Dat klopt, sport en bewegen puur en alleen voor gezondheidsdoelen of voor het waarmaken van topsport ambities, vallen buiten onze scope. Met de impact van de sociale aspecten en maatschappelijke waarden van sport en bewegen richten we ons op bijvoorbeeld thema’s als zelfvertrouwen, eigenwaarde, zelfontplooiing en talentontwikkeling, het aangaan van contacten, vrienden maken en uitbreiden van een sociaal netwerk. Dat zijn een paar voorbeelden op individueel niveau. Op maatschappelijk niveau bestuderen we de impact van sport en bewegen op thema’s als sociale cohesie, integratie en emancipatie.”

In hoeverre kan sport een bijdrage leveren aan deze twee niveaus?
“Wat mij opvalt en waarom ik de sportsociologie zo’n interessant vakgebied vind, is dat de gesproken taal soms tekortschiet, niet altijd helpt of afdoende is. De inzet van de ‘taal’ van sport en bewegen wordt soms eerder begrepen en maakt het vaak makkelijker om te verbinden. Deze ‘taal’ is dus een goed alternatief om interactie te verbeteren tussen mensen en participatie te bevorderen. Zoals je terloops even noemde, we hebben ook een onderzoeklijn rondom kunst en cultuur, ook dat is een taal en daarom spreken we in dit verband over impact van ‘meertaligheid’ van creatieve middelen.”

Streetdance (foto: Hogeschool Utrecht)

Zitten hier ook grenzen aan?
“Zeker. Ik zie sport en bewegen als een creatief middel, maar zeker niet als het wondermiddel voor de samenleving dat alle complexe vraagstukken in de samenleving kan oplossen. Soms biedt het een uitkomst en soms niet. Wie echter kritisch kijkt met een sportsociologische bril ziet verschillen, spanningen en achterstanden op veel fronten vaak beter en scherper naar voren komen.”

Hoe vertaalt dit alles zich naar onderzoeken? Kan je een paar voorbeelden noemen?
“Dat is heel divers. We onderzoeken bijvoorbeeld de interventie ‘Sportvrienden’, waarbij studenten gekoppeld worden aan een jongere uit de jeugdzorg om samen te ontdekken welke sport ze leuk vinden door middel van een gratis sport aanbod, om zo de eerste stappen te zetten richting een sportvereniging.

In het project ‘Wat beweegt jou?!’ bekijken we – samen met onderzoekers van het Kenniscentrum Gezond en Duurzaam leven en docent-onderzoekers kinderfysiotherapie – hoe kinderen met een beperking beter kunnen participeren door sport en bewegen. Te vaak richt de zorg zich nog op het fitter krijgen van kinderen met een beperking om weer mee te doen, maar op de drempel van de behandelkamer naar de maatschappij blijven ze veelal steken waardoor ze vaak weer een terugval hebben. In het project werken we aan de interprofessionele samenwerking tussen de fysiotherapeuten, de buurtsportcoaches en beweegmakelaars, zodat de kinderen wel en eerder een plek verwerven in de georganiseerde sport waar ze recht op hebben.

Ook doen we onderzoek naar de participatie van specifiek doelgroepen. Daarbij kan je denken aan (ex)gedetineerde die via de reclassering weer hun plekje in de samenleving willen vinden en waarvoor sport en bewegen vaak als een van de eerst middelen wordt aangewend om dat te bewerkstelligen. Of schoolverlaters die dankzij sport en bewegen weer structuur en regelmaat in hun dagritme krijgen door niet alleen zelf te sporten, maar ook vrijwilligerswerk te doen op een vereniging.”

Betekent dit dat jullie onderzoek ook gericht is op het verbeteren van de vaardigheden van buurtsportcoaches, maatschappelijk werkers, sportprofessionals en jongerenwerkers? Zodat zij zich meer bewust zijn van de maatschappelijke impact van sport en bewegen.
“Nee, niet echt. Wat mij betreft draagt ons praktijkgericht onderzoek niet zo zeer bij aan het op individueel niveau aanleren van nieuwe vaardigheden om te participeren. Ik bekijk het eerder vanuit het collectief, vanuit de community, vanuit de 0e-lijn van basisvoorzieningen binnen het sociaal domein zoals sportclubs of buurthuizen, waar activiteiten plaatsvinden die uitnodigend en toegankelijk moeten zijn voor iedereen om deel te nemen aan de samenleving. Dat is vaak een ingewikkeld en complex samenspel van factoren waarin ook beleid en de mogelijkheden vanuit sociale aspecten een rol spelen en waar professionals op basis van gefundeerde kennis succesvol handelen. Sport en bewegen kan dienen als brugfunctie om belemmering op te heffen waardoor mensen die buitenspel staan, wel letterlijk een plek kunnen krijgen binnen de krijtstrepen van het sportveld. Daarnaast kan sport en bewegen bijdragen aan het winnen van empowerment en versterken van sociale netwerken van mensen in gelijksoortige (achterstand)posities. Het kan dus zorgen voor zowel bonding als bridging, zoals de Amerikaanse politicoloog en hoogleraar bestuurskunde Robert Putnam dat heeft verwoord.

(foto: Hogeschool Utrecht)

In het kader van empowerment vind ik de boksschool in het Rotterdamse Hoogvliet van de familie Schildkamp een mooi voorbeeld. Zij geven al decennialang conditietraining aan moeilijk handelbare jongeren en tegelijkertijd bieden zij ook persoonlijke begeleiding in sociale vaardigheden en hulp bij het vinden van een baan. Jullie doen ook onderzoek naar de meerwaarde die vechtsporten kunnen hebben op kwetsbare jongeren. Wat blijkt daar uit?
“Uit het SIA-Raak onderzoek ‘Vechtende Jongeren’ waar we nu ongeveer een half jaar aan meewerken blijkt uit de eerste resultaten inderdaad dat de relatie tussen vechtsporttrainer en jongere een bijzondere is. Veelal vanuit een persoonlijke benadering. Dit is overigens een mooi voorbeeld van hoe trainers de ‘meertaligheid’ van sport weten in te zetten om vanuit het collectief – de groepstraining – het individu te bereiken. De vechtsportcontext biedt zodoende een bijzondere context voor jongeren om zich te ontwikkelen. De vechtsport community met de intrinsieke waarde van de sport, waar jongeren zo veel plezier aan beleven dat ook op individueel niveau doorwerkt, lijkt te zorgen voor een grote motivatie op individueel niveau. Deze motivatie op individueel niveau draagt in veel gevallen ook bij tot een motivatie om het goed te doen op school of zich op straat te gedragen. Tevens zien wij een betrokkenheid van de vechtsportschool bij de buurt en zijn er korte lijntjes met ouders en ook de wijkagent. Dus de meerwaarde van sport en bewegen op het vlak van het preventieve in de basisvoorziening van het sociaal domein. Dit zorgt voor een overwegend positieve sociale dynamiek. Welke interacties nou echt bepalend zijn voor de ontwikkeling van veerkracht en weerbaarheid bij jongeren is nog de vraag in het lopende onderzoek.” 

U on Board (foto: Froukje Smits)

Tenslotte, welke publicatie zou je de geïnteresseerde lezer willen aanraden om meer inzicht te krijgen in ‘participatie’?
“Met excuses voor de zelfpromotie, maar het is het eerste dat me nu te binnen schiet: ik heb een artikel geschreven voor mijn proefschrift over reformatorisch niet-sportende jongeren. Zij participeren niet in sport en beweegaanbod vanuit hun geloofsovertuiging en culturele achtergrondkenmerken. Doordat meisjes bijvoorbeeld geen (sport)broek mogen dragen, door het vloeken op de sportvelden of doordat de zondag als rustdag wordt gezien en niet voor sport. Daardoor is het een groep die achterblijft op het gebied van sport- en beweegparticipatie door zelf-exclusie die door beleidsmakers vaak vergeten wordt of over het hoofd gezien. Aan de hand van een sociologisch Foucaultiaans theoretisch kader heb ik met de coauteurs inzichtelijk gemaakt hoe dit ontstaan is en in stand gehouden wordt. Van de analyse en het toepassen van de theorie heb ik veel geleerd over participatie en het wel of niet meedoen aan een seculaire of dominante (sport)cultuur, je wel of niet thuis voelen en het besluit om je afzijdig te houden. Dat vond ik in het kader van participatie in een inclusieve samenleving zeer leerzaam.”

Eerder spraken we over participatie met Stan Majoor (lector Grootstedelijke Vraagstukken, Hogeschool van Amsterdam), Ben Kokkeler (lector Digitalisering en Veiligheid, Avans hogeschool) en Jeannette Nijkamp (lector Gezonde Stad).

Een gedachte over “Participatie verder ontleed (deel 4)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s