Met meer veerkracht komen ook jongeren van niet-westerse komaf aan een baan

“Jonge mensen van niet-westerse komaf komen niet altijd even makkelijk aan het werk. Zij hebben het gevoel gediscrimineerd te worden op de arbeidsmarkt. Toch vindt een deel van hen desondanks een baan. Versterking van hun veerkracht speelt daarin een grote rol, bijvoorbeeld van hun doorzettings- en incasseringsvermogen.” Dit schrijft Jaswina Bihari-Elahi, docent-onderzoeker aan de Haagse Hogeschool in een nieuw artikel op socialevraagstukken.nl naar aanleiding van een onderzoek dat zij deed in Den Haag.

Discriminatie
Uit onderzoek van het SCP blijkt dat werkzoekenden met een Marokkaanse en Hindostaanse achtergrond minder kans maken op een baan dan autochtone Nederlanders met hetzelfde cv. De reden voor de afwijzing van allochtone kandidaten is het negatieve beeld dat er heerst over sollicitanten met een andere etnische achtergrond. Er zijn uitsluitingsmechanismen die de toegang tot de arbeidsmarkt belemmeren. Ook bewoners uit het Haagse Molenwijk, vooral die met een Marokkaanse achtergrond, ondervinden problemen bij het vinden van een stage of een baan, ze voelen zich gediscrimineerd op de arbeidsmarkt. Er zijn echter ook Molenwijkers die ondanks de sociale problematieken en de uitsluitings-mechanismen erin geslaagd zijn om een baan te vinden en te behouden. De vraag die dit oproept is: Hoe zijn inwoners afkomstig van Molenwijk erin geslaagd om een positie op de arbeidsmarkt te verwerven en hoe kan dit verder worden bevorderd? Op basis van de levensverhalen van jongvolwassen (24 tot 35 jaar) die in staat geweest zijn om een positie op de arbeidsmarkt te verwerven, beschrijft Jaswina Bihari-Elahi welke interventies/instrumenten personen sterken bij het verwerven van een positie op de arbeidsmarkt.

Persoonlijke eigenschappen
De beslissende persoonlijke eigenschappen die uit dit onderzoek naar voren kwamen, zijn onder andere:

  • Lef:Deze jongvolwassen Molenwijkers hebben allen laaggeschoolde ouders die eerste generatiemigranten zijn. Niemand had het vroeger breed thuis en de meesten van hen kregen op het eind van de basisschool een praktijkschool- of vmbo-advies. Allemaal hadden ze echter het gevoel dat ze meer konden. Om dat aan te kaarten was zelfinzicht en een behoorlijke portie lef nodig.”
  • Geloof in zichzelf:Een aantal van deze jongeren had weinig gemotiveerde vrienden die verslaafd waren of betrokken waren bij kleine criminaliteit. De meesten gingen niet mee in het gedrag dat zij ‘straatcultuur’ noemden. Sommigen deden dit wel, maar zagen later in dat dit niet het leven was dat zij wilden. Het geloof in zichzelf en de steun die ze daarna kregen om uit het dal te komen, leidden tot een vervolgstudie.”
  • Doorzettingsvermogen:In de jaren tijdens en na hun vmbo-opleiding werden de jongeren opnieuw herhaaldelijk afgewezen bij het vinden van een baan of verliepen contracten na een paar maanden en moesten ze weer op zoek naar ander werk. Om deze reden startten sommigen een eigen bedrijf, anderen begonnen aan een mbo- of hbo-vervolgopleiding.”

Andere belangrijke eigenschappen zijn wilskracht, zelfstandigheid, incasseringsvermogen, volhardingsvermogen, relativeringsvermogen, oplossingsgericht denken en daadkracht. Oftewel: veerkracht.

Verbinders
Naast deze individuele eigenschappen bleek de rol van brokers (verbinders, bemiddelaars) niet onbelangrijk te zijn. Deze brokers, met name mentoren, stagebegeleiders en hulpverleners zagen hun kwaliteiten, zo vertellen de jongeren. Zonder hen zouden ze nu niet de persoon zijn die ze zijn geworden. Zij gaven de jongeren ideeën, inspiratie en bevestiging dat ze goed bezig waren en moedigden hen zo aan om zich verder professioneel te ontwikkelen. De brokers traden later vaak ook als referent op.

Het volledige artikel is te lezen op socialevraagstukken.nl

Jaswina Bihari-Elahi is docent-onderzoeker aan de Haagse Hogeschool binnen de faculteit Sociaal werk en Educatie en het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkelingen, dat verbonden is aan het Platform Stad en Wijk.

Plaats een reactie