Verslag webinar Participatiemoe(d)

Foto: Jan Dirk van der Burg

Gemeenten hebben vaak de wens burgers en ondernemers via participatieprocessen te betrekken bij de planvorming in tal van domeinen. Naast de formele democratische structuren is daarom de afgelopen decennia een bont bouwwerk neergezet van burgerparticipatie. Dat gaat van traditionele inspraakavonden, tot buurtbudgetten, digitale vragenlijsten en wijkraden. Op meerdere plekken zijn we bij deze beleidsparticipatie echter een vorm van ‘participatiemoeheid’ de kop opsteken. Deze speelt zowel bij burgers als professionele organisaties. Reden voor Platform Stad en Wijk om een digitaal magazine te maken over dit onderwerp en een webinar. Bij de laatste deelden wij onze bevindingen en wisselden wij ervaringen uit met betrokkenen bij participatieprocessen.

Verwachten de verschillende partijen eigenlijk niet teveel van elkaar bij bewonersparticipatie? Dat blijkt vaak wel zo te zijn. Veel participatietrajecten worden als taai, langdradig of zelfs frustrerend gekenmerkt. Burgers zijn daarbij vaak gefrustreerd over de grote hoeveelheid tijd die participatieprocessen kosten en de geringe ‘opbrengsten’. Zij haken daardoor snel af. Dit geeft een kleine groep wel actieve burgers een buitengewoon grote invloed. Dit is vaak één van de argumenten die gemeenteambtenaren tegenstaan bij participatie: de dominantie van de usual suspects. Het Platform Stad en Wijk constateert dat in het licht van de vele ruimtelijke en sociale uitdagingen in steden en wijken en de weerbarstige ervaringen met beleidsparticipatie, er nu urgentie is om deze participatiemoeheid verder te duiden en te kijken naar een medicijn.

Diagnose
De webinar begon met een probleemanalyse van Stan Majoor, lector Coördinatie Grootstedelijke Vraagstukken (Hogeschool van Amsterdam). Aan de hand van de enquête die Platform Stad en Wijk onder zowel professionals en burgers in het voorjaar van 2021 gehouden heeft, liet hij zien dat het overgrote merendeel van de ondervraagden (83% van de professionals en 85% van de burgers) een zekere mate van participatiemoeheid ervaart. Professionals hebben daarbij voornamelijk moeite met het betrekken van de burgers bij participatietrajecten, vinden het vervolgens lastig om deze input een plek te geven in beleidsprocessen, en daarnaast hebben zij moeite met de steeds kritischer wordende toon van burgers. Burgers ervaren participatiemoeheid om meerdere redenen: zij hebben het gevoel dat zij te laat worden betrokken bij beleidsplannen, dat hun input te weinig wordt benut, en dat hun kennis en vaardigheden worden onderschat.

Als Stan dieper hierop ingaat, constateert hij dat participatiemoeheid vaak te maken heeft met de organisatie van het participatietraject. Op verschillende vlakken gaat dit mis, zoals wat betreft uitnodigingsbeleid, tijdstip, maar ook de vaak ongeïnspireerde vorm van de participatiebijeenkomst. Ten tweede trekken participatietrajecten vaak dezelfde groepen aanwezigen: de usual suspects. Als laatste noemt Stan het gebrek aan impact dat wordt ervaren door betrokkenen bij participatieprocessen.

Oplossingsrichtingen
Hoe kan deze participatiemoeheid dan voorkomen worden? Deze ambitieuze vraag probeerde Gert-Joost Peek te beantwoorden. Volgens de lector Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement (Hogeschool Rotterdam) zijn er drie factoren die ervoor zouden kunnen zorgen dat participatie een succes wordt: 1) verwachtingsmanagement, 2) eigenaarschap, en 3) vorm. Wat betreft verwachtingsmanagement noemt Gert-Joost dat het van belang is voor professionals om vooraf aan participatietrajecten duidelijkheid te geven over het nagestreefde doel. Daarnaast moet aan het begin van het participatieproces duidelijk zijn welke reikwijdte en impact het proces kan hebben. De tweede succesfactor van participatie is eigenaarschap. Professionals dienen duidelijk te zijn over de richting van participatie: wie participeert met wie? Doet de burger mee aan initiatieven van de overheid, of andersom? Het is hierbij ook van belang om duidelijk te zijn over wat er wordt overgedragen tijdens participatie: directe macht en zeggenschap, of bijvoorbeeld kennis, kunde, relaties en/of geld? Wat betreft de derde succesfactor van participatie, vorm, is het van belang om duidelijker te zijn over de principes van participatie. Kan er voorbij gegaan worden aan de standpunten van eenieder en gezocht worden naar mutual gains? Daarnaast moet er stilgestaan worden bij de toegang van participatie: kan iedereen meedoen en inbrengen? Vernieuwende creatieve methoden kunnen hieraan bijdragen.

Volgens Gert-Joost kunnen hogescholen bijdragen aan het verder aandragen van oplossingen voor participatiemoeheid. Hij ziet hierin als missie van de hogescholen om participatie als gezamenlijke en daarnaast complexe opgave te helpen beschouwen. Ook kunnen hogescholen professionals in participatie verder opleiden en trainen.

“Niet alleen invloed, maar ook samen doen”
Gabbie van der Kroef is actief lid van de Energiegroep Buitenpepers Aardgasvrij in ’s-Hertogenbosch. Zij houden zich sinds 2015 bezig met voorlichting over het isoleren van de woningvoorraad in hun buurt. Twee jaar geleden zijn ze door de gemeente gevraagd om één van de vijf proefbuurten Aardgasvrij te worden. Zonder dat daarbij dan altijd helemaal duidelijk is waar je als bewonersgroep ja tegen zegt en waar je dan nog wel of niet over mag meebeslissen. Volgens Gabbie is het vooral van belang dat de gemeente transparant is over het proces, de dialoog aangaat met de betrokkenen en ook middelen vrijgeeft om de gewenste participatie mogelijk te maken. Waarbij als je kijkt naar de energietransitie professionals en burgers elkaar ook vooral nodig hebben, omdat geen van de partijen het alleen kan. Tegelijkertijd moet je ook niet op de andere partij gaan zitten wachten. Zij zijn in dit kader hun eigen koers gaan varen als bewoners: “Ga niet vragen om het gerecht, maar ga zelf koken.” Hoewel deze invulling per thema en project verschilt: “het medicijn is afhankelijk van de kwaal”.

“Participatie gaat over belangen, niet over meningen”
Jerome Scheltens, adviseur burgerparticipatie bij de gemeente Almere ondersteunt collega’s, die daar zelf verantwoordelijk voor zijn, bij participatietrajecten. De participatiemoeheid die hij constateert bij collega’s, heeft vooral te maken met het idee dat participatie ‘moet’. Dit, terwijl er volgens Jerome (en dit noemde Gert-Joost eerder ook al) ook situaties zijn waarin er weinig tot geen ruimte is voor participatie. De moeite die collega’s van Jerome ook soms hebben met participatie heeft te maken met het idee dat dit het tempo van beleidstrajecten vertraagt. Jerome probeert echter zijn collega’s aan te moedigen de kansen van participatie – waar mogelijk – te benutten. Daarbij hoeft lang niet iedereen te worden uitgenodigd: “representativiteit is geen doel bij participatie, want daar hebben we namelijk al de vertegenwoordigende democratie voor”. Het gaat erom dat je werving en uitnodigingsbeleid goed is geweest en dus divers van aard is (“niet alleen een brief in de bus”). Bij dat uitnodigingsbeleid adviseert hij zijn collega’s het vooral zintuigelijk aan te vliegen: de eerste groep die je uitnodigt zijn de omliggende belanghebbenden die de beleidsverandering gaan horen, zien, voelen en/of ruiken. De tweede groep die je uitnodigt zijn de huidige gebruikers van een plek. Dat betekent dus dat je lang niet altijd alle bewoners van een bestemmingsplan hoeft uit te nodigen.

De webinar was druk bezocht door zowel professionals als burgers en er werd veel in de chat gereageerd op de bijdragen van bovenstaande sprekers. Tussendoor en op het eind werden vragen uit de chat ook voorgelegd aan deze sprekers. Een gedeelde wens was om deze bijeenkomst later in het jaar in fysieke vorm voort te zetten. Houd hiervoor onze website en/of nieuwsbrief in de gaten. De webinar is hieronder in zijn geheel terug te kijken.

Plaats een reactie