Leren over stadslabs (deel 1)

Foto: De Haagse Hogeschool

In steden ontstaan steeds vaker coalities waarin professionals samen met burgers, onderzoekers en lokale ondernemers werken aan innovatieve, lokale oplossingen. Deze zogenaamde Stadslabs zijn een veel gebruikte werkvorm die tot mooie resultaten kunnen leiden. Ervaringen in de praktijk leren dat het samenwerken aan innovaties binnen een stadslab gepaard kan gaan met prangende vragen en lastige dilemma’s. Om hier meer inzichten in te krijgen en oplossingsrichtingen aan te dragen, loopt er op dit moment een tweejarig onderzoeksproject: ‘De Stad als Lab’. Dit is een samenwerking van de lectoraten Public Governance (De Haagse Hogeschool), Coördinatie Grootstedelijke Vraagstukken (Hogeschool van Amsterdam), Participatie en Stedelijke Ontwikkeling (Hogeschool Utrecht) en Dynamiek van de Stad (Hogeschool Inholland).
In een interviewreeks spreken we onderzoekers over de tussentijdse bevindingen. In dit eerste deel zijn dit Judith Logger en Wouter Jaspar van Hogeschool Inholland.

Laten we bij het begin beginnen: wat is een stadslab eigenlijk?
“We merken dat de wijkprofessionals die we spreken verschillende visies hebben over wat een stadslab is. Daar zitten echter wel een aantal elementen in die overeenkomen. Over het algemeen zien respondenten stadslabs idealiter als een samenwerkingsverband waarin verschillende betrokken partijen in gezamenlijkheid werken aan één of meerdere sociale kwesties. Hierbij staat experimenteren en cocreëren centraal, waardoor uiteindelijk inzichten worden verkregen over de aanpak van de sociale kwesties waar het stadslab zich op richt.”

Op welke punten hebben de wijkprofessionals dan een andere zienswijze?
“We hebben een inventarisatie gemaakt van 75 stadslabs in Den Haag, Amsterdam, Utrecht en Rotterdam. Daaruit blijkt dat de betrokkenen andere accenten leggen wat betreft de definitie, de vorm en opzet van een stadslab. Bij het ene stadslab ligt de nadruk sterk op het lerende aspect, de ander legt de focus vooral op het uitvoeren van concrete activiteiten in de wijk. De één vindt het belangrijk dat er een fysieke plek is waar het stadslab zich ‘huisvest’, terwijl de ander een digitaal kennisplatform ook als stadslab ziet. Soms is een stadslab vooral een manier om een nieuw beleid vanuit een gemeente tot uitvoering te brengen. Bij anderen zijn de wijkprofessionals vooral nog bezig met de vraag hoe ze alle verschillende betrokkenen gelijkwaardig kunnen laten participeren.”

Er is dus geen eenduidigheid over wat nu precies een stadslab is?
“We maken inderdaad uit ons onderzoek op dat het begrip stadslab complex en diffuus is. Het is lastig om een eenduidige definitie te geven die rechtdoet aan alle situaties in de praktijk. We zien ook dat het begrip stadslab soms strategisch wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld een mogelijkheid is om een subsidie te krijgen wanneer je een ‘stadslab’ heet, dan kan het goed uitkomen om jezelf een stadslab te noemen, terwijl het op andere momenten of in andere contexten wellicht handiger is een bewonersinitiatief of een sociale onderneming te zijn. Sommige initiatieven noemen zich liever geen stadslab omdat ze vinden dat ze daarvoor niet aan de criteria voldoen, of omdat ze geen verwachtingen willen scheppen die ze denken niet waar te kunnen maken.”

Wat zijn aanleidingen om stadslabs op te zetten en wat beogen stakeholders te bereiken?
“Stadslabs worden over het algemeen ingezet voor het oplossen of aanpakken van complexe sociale kwesties in een stad die geen pasklaar antwoord hebben. Ze worden opgezet wanneer het nodig lijkt om verschillende betrokken partijen in gezamenlijkheid over een bepaalde kwestie te laten buigen, omdat de verschillende perspectieven van de betrokkenen allemaal van toegevoegde waarde kunnen zijn in de mogelijke oplossing(en) van de kwestie. De uitkomst hiervan is idealiter niet een simpele optelsom van al deze verschillende visies, maar een nieuwe visie, een nieuw idee of oplossing, die in cocreatie tussen de verschillende betrokkenen is ontstaan.”

Welke partijen zijn er zoal bij deze stadslabs aangesloten?
“Dat wisselt sterk per stadslab. In alle stadslabs die we hebben onderzocht is de gemeente op de één of andere manier betrokken samen met sociale professionals. Verder zien we dat hogescholen, universiteiten, woningcorporaties, sociale professionals in de wijk, sociaal ondernemers, en burgers vaak betrokken zijn. Hoe deze samenstelling eruitziet verschilt per stadslab en ook de mate waarin deze verschillende partijen betrokken zijn varieert.

Op welke manieren werken de partijen aan het creëren van kennis?
“We zien dit vooral bij de stadslabs waarbij een onderwijsinstelling een grote betrokkenheid heeft. Zij zetten bijvoorbeeld onderzoeksopdrachten uit waarbij studenten en onderzoekers betrokken zijn. Er zijn ook verschillende stadslabs die een universiteit of onderzoeksbureau gevraagd hebben om meer ‘vanaf de zijlijn’ de resultaten van het stadslab te monitoren en te evalueren. Ook zien we dat verschillende stadslabs bezig zijn met het evalueren van het proces waarin ze zelf zitten. Die stellen zich bijvoorbeeld vragen over het verloop van de samenwerking, of de juiste partijen wel aan tafel zitten en of de neuzen wel dezelfde kant op staan. Hierin is de gelijkwaardigheid van de betrokkenen en de wijze waarop de kennis teruggekoppeld wordt naar de partners zeer wisselend. Er valt bij veel stadslabs nog aardig wat winst te behalen in het delen van de kennis, bijvoorbeeld met burgers of met andere professionals. Dan kan het stadslab in de wijk zelf ook meer het verschil maken en dienen als een good practice voor soortgelijke intiatieven.”

Wat is de rol van burgers binnen stadslabs en hoe verhoudt die zich tot de rol van de wijkprofessionals?
“Ook dit verschilt per lab en het hangt er vaak vanaf wie het initiatief genomen heeft om het stadslab op te richten. Bij stadlabs waar het initiatief bij de gemeente of een onderwijsinstelling heeft gelegen, zien we dat het steeds een uitdaging is om burgers op een gelijkwaardige manier te betrekken. Vaak zien stadlabs dat steeds dezelfde burgers, die toch al actief zijn in de wijk, betrokken zijn. En in sommige stadlabs lukt het nauwelijks burgers aan tafel te krijgen, wordt er vooral óver burgers gesproken en ook in een taal die voor de gemiddelde burger niet goed te volgen zou zijn. Stadslabs die door burgers zijn opgezet, bijvoorbeeld in de rol van sociaal ondernemers, hebben vaak wel meer burgers die actief zijn binnen het lab. Ook hier zijn dat echter wel vaak dezelfde actieve burgers die betrokken zijn”

Wat is jullie het meest opgevallen bij jullie inventarisatie?
“Ten eerste de enorme hoeveelheid stadlabs of ‘stadslab-achtige’ initiatieven die we zijn tegengekomen. Er zijn veel initiatieven die zichzelf geen stadslab noemen, maar die we wel onder de noemer stadslab zouden kunnen scharen. Tegelijk komen we ook initiatieven tegen die zich een stadslab noemen, maar bijvoorbeeld meer een tijdelijk project blijken te zijn, in plaats van een stadslab. Ten tweede en daarmee samenhangend is een interessante bevinding dat weinig van de 75 labs die we uiteindelijk in de inventarisatie hebben opgenomen, ook daadwerkelijk voldoen aan alle kenmerken die horen bij een ideaaltype stadslab, zoals die in de literatuur worden beschreven. De vraag is in hoeverre dat erg is. Ten derde zien we binnen de stadslabs veel interessante dingen gebeuren waar we van kunnen leren. Er ontstaan mooie initiatieven en samenwerkingsverbanden, maar ten aanzien van hoe een stadslab procesmatig zou moeten werken, valt er nog veel te leren. De kansen, belemmeringen en dilemma’s waar de stadslabs mee te maken krijgen zijn leerzaam en zullen in de volgende fase van het onderzoek, verder uitgediept worden.”

Op welke wijze gaan jullie je bevindingen verder verspreiden en hoe kunnen mensen hiervan op de hoogte blijven?
“We maken een digitale kaart van de verschillende labs die we hebben geïnventariseerd. Daarnaast volgt een digitaal magazine waarin zestien van deze labs als minicase worden gepresenteerd. We verwachten dit in het najaar van 2021 te hebben afgerond.”

Dit interview is deel 1 van een serie interviews over het onderzoeksproject De Stad als Lab. In deel 2 vertelt onderzoeker Elke van der Heijden over onder andere de rol van context bij het leerproces in een lab.

Plaats een reactie