Kansen en dilemma’s bij Stadslabs

De stad zit vol taaie vraagstukken die om nieuwe aanpakken vragen. Veel onderzoekers van hogescholen zijn daarom bezig met zogenaamde stadslabs. De een noemt ze Fieldlabs, de ander Urban Living Labs, InnoLabs of Werkplaatsen. Het zijn allemaal experimenteerruimten waarbinnen bewoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen zoeken naar situationele oplossingen voor maatschappelijke problemen. Vorige week organiseerde Platform Stad en Wijk een bijeenkomst waar verschillende onderzoekers van hogescholen elkaars ervaringen deelden.

Stadslabs
Bij stadslabs experimenteren, co-creëren en testen partijen in een levensechte omgeving oplossingsrichtingen voor stedelijke vraagstukken. Dit soort nieuwe samenwerkingen leveren interessante verbindingen op tussen onderzoek, advies, beleid, praktijk en onderwijs. Tegelijkertijd is iedereen nog aan het zoeken naar een juiste invulling van dit soort samenwerkingsverbanden. Philip Karré, associate lector Dynamiek van de Stad (Inholland) presenteerde als aftrap de belangrijkste kansen en dilemma’s van deze onderzoeksmethodiek.

living-lab-stakeholders
Bron: Van Bueren & Steen (2017)

Vanuit een bestuurskundig perspectief zie je dat verschillende partijen proberen om oplossingen te vinden voor maatschappelijke vraagstukken. Daarbij kunnen overheid, markt en samenleving elkaar versterken, maar tegelijkertijd zie je dat deze samenwerking ook vaak tot spanningen en botsingen leidt. Veelal door verschillende institutionele logica’s, denk- en werkwijzen. Karré volgt daarbij deze definitie van een stadslab: “Sites in cities devised to design, test and learn from social and technical innovation in real world settings.” Om zo de wicked problems (undefinable, unknowable, unstoppable) de baas te worden. In de woorden van Carina Borgström-Hansson (hoofdcoördinator WWF Cities): “Today’s sustainability challenges urgently call for new urban solutions which in turn require experimentation on suitable scales and with multiple stakeholders. This is where urban living labs have a key role to play.” De nadruk bij deze werkvorm ligt dus op het selecteren van het juiste schaalniveau, door in een real-life setting van elkaar te leren (interactief) en de eindgebruiker voorop te stellen. Op basis van Voytenko et al. (2016) en McCormick and Hartmann (2017) komt Karré tot vijf kenmerken van stadslabs:

  • Geographical embeddedness: urban living labs are placed or embedded in a geographical area – they are predominately not virual platforms
  • Experimentation and learning: urban living labs test new technologies, solutions and policies in real world conditions in highly visible ways
  • Participation and user involvement: co-design and engagement with stakeholders often appears in all stages of the urban living labs approach
  • Leadership and ownership: it appears that having a clear leader or owners is crucial for urban living labs, although a delicate balance exists between steering and controlling.
  • Evaluation of actions and impact: evaluation underpins the ability of urban living labs to facilitate formalised learning.

20180426_141905Dit levert verschillende kansen op. Stadslabs verbinden bijvoorbeeld partijen uit verschillende sectoren en hun verschillende competenties aan elkaar. Het zorgt voor een coproductie van kennis: leren van en met elkaar. Samenwerking draagt ook bij aan de zichtbaarheid en verhoogt de kansen op draagvlak en financiering. En het is een mooie manier om samen na te denken over de toekomst van steden en hoe daar samen invulling aan te geven.

Naast deze kansen zijn er ook een aantal uitdagingen. Eerder kwam Platform Stad en Wijk al tot vijf dilemma’s. Karré benoemde de volgende:

  • Er lijkt sprake te zijn van een hype. Het etiket stadslab wordt tegenwoordig overal opgeplakt. Kijk uit dat het niet blijft alleen bij verbale vernieuwing en dat het middel niet belangrijker wordt dan het doel.
  • Bij deze vorm van co-productie komen verschillende disciplines en perspectieven bij elkaar. Dat heeft voordelen, maar leidt ook vaak tot onbegrip of langs elkaar heen praten. Als iedereen vanuit zijn eigen perspectief blijft kijken, zie je het grotere geheel niet. Zet daarom je oogkleppen af.
  • Naast de verschillende inhoudelijke visies heeft iedere organisatie ook zijn eigen waarden en belangen. Denk aan de verschillende belangen van gemeenten en hogescholen. Dat kan positieve wrijving en innovatie opleveren, maar ook scheiding der wegen door afwijkende prioriteiten.
  • Het idee van een stadslab is dat de inhoud voorop staat. Dat vergt andere rol- en taakverdelingen dan in het verleden. Partijen vinden het soms moeilijk om daar overheen te stappen waardoor zij snel terugvallen op oude rolpatronen. Bijvoorbeeld: in plaats van een faciliterende rol, gaat de gemeente toch weer terug naar haar rol als opdrachtgever. Of burgers die toch weer subsidie verwachten van de gemeente. Of hogescholen die teveel denken vanuit hun lesroosters of het evenwicht verliezen tussen hun rol als procesbegeleider en onafhankelijk onderzoeker.
  • Werken met stadslabs is een nieuwe werkwijze waar veel onderzoekers van hogescholen minder ervaring mee hebben. Het is van belang dat de onderzoeksstrategie past bij de context van het stadslab en het voorliggende vraagstuk. Traditioneel, hypothese toetsend wetenschappelijk onderzoek dat de empirische cyclus volgt, past daar minder goed bij dan bijvoorbeeld actieonderzoek of andersoortig onderzoek volgens de regulatieve cyclus, waar dus de oplossing van het probleem in kwestie voorop staat. Het werken volgens de regulatieve cyclus vormt voor veel onderzoekers bij hogescholen nog een grote uitdaging.
  • Met een (te) wetenschappelijke benadering sla je bijvoorbeeld de plank mis, maar ook praktijkgericht onderzoek is vaak meer gestructureerd dan de gang van zaken bij een stadslab. De vraag is of hogescholen voldoende mensen in dienst hebben die deze werkvorm beheersen.
  • Een stadslab is hyperlokaal. Het richt zich op een individueel probleem of een maatschappelijk vraagstuk in een buurt. Maar hoe ga je van klein naar groot? Wat voor universele conclusies kan je als onderzoeker uit een stadslab halen voor een publicatie? Maar ook beleidsmakers en politici worstelen hier mee. Zij willen graag de gevonden oplossing opschalen en uitrollen. Maar kan dat wel?
  • Doordat een stadslab procesmatig is ingericht in plaats van projectmatig is de impact moeilijk vast te leggen en te meten. Dat levert zowel bij overheden als kennisinstellingen discussie op omdat de inspanningen daardoor moeilijk zijn vast te leggen in een jaarverslag of visitatierapport. Daarnaast wil men binnen het onderwijs vaak de leerdoelen bij studenten toetsen door middel van tentamens, terwijl die toetsvorm moeilijk valt te rijmen met het doel van een stadslab.
  • Een stadslab is een leeromgeving. Zeker voor studenten en docenten. Dat betekent dat er ook gefaald mag worden. Dat er uiteindelijk dus geen oplossing komt voor een bepaald vraagstuk. Dat kan echter tot gefrustreerde bewoners of beleidsmakers leiden die vaak andere verwachtingen hebben.

20180426_143617

Dilemma ‘Professionals vs. amateurs’
In aparte groepen gingen de deelnemers vervolgens aan de slag met twee dilemma’s. Onder leiding van Robert Duiveman, onderzoeker bij het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling (Haagse Hogeschool) werd stil gestaan bij de manier waarop je studenten kan betrekken bij stadslabs. Voor studenten is een stadslab een leuke en leerzame plek door de betrokkenheid van beleidsprofessionals en bewoners. Daarnaast kan door de aanwezigheid van studenten in korte tijd veel data worden gegenereerd. Aan de andere kant is het vaak een ingewikkelde puzzel om de onderzoeksvraag vanuit beleid of praktijk samen te laten vallen met het ‘ritme’ van de schoolperiode (curriculum eisen, zoals lesblokken en toetsmomenten). Het ideale stadslabs behoort zich organisch te ontwikkelen, terwijl het onderwijs een vast ritme heeft. Daarnaast is verwachtingsmanagement op zijn plaats. De studenten zijn geen onderzoekers of goedkope dataverzamelaars. Het zijn HBO’ers in opleiding voor de beroepspraktijk. Begeleid studentenonderzoek levert dan ook iets anders op dan een rapport van een onderzoeksbureau.

Op de Haagse Hogeschool heeft men diverse ervaringen met stadslabs. De ene keer is een docent de trekker, de andere keer een onderzoeker en soms zelfs een student. Soms is het schooljaar leidend voor de planning, de andere keer het onderzoeksproject of vindt alles ad-hoc plaats. Ook de opbrengst voor het onderwijs verschilt per stadslab. Duiveman maakt daarbij (Gert Biesta, 2014 volgend) een onderscheid tussen het verwerven van kennis, vaardigheden en houdingen (kwalificatie), het deel worden van tradities en praktijken (socialisatie) en de invloed van onderwijs op de menselijke individualiteit (subjectiviteit).

Studenten
Bron: Miltenburg & Weerheijm (2017)

Uit de ervaringen van de deelnemers bleek dat er ook verschillend werd gedacht over het daadwerkelijke doel van een stadslab. Er was een groep die van mening was dat stadslabs er zijn voor studenten, terwijl anderen juist vinden dat studenten zich moeten verhouden tot het stadslab. Oftewel de vraag of de stadslabs er primair zijn voor studenten om te leren of zijn ze er om onderzoek te doen. Moet de kennisinstelling of de stad er slimmer van worden? In het kader van verwachtingsmanagement helpt het als alle betrokken partijen vooraf met elkaar bepalen welke ‘kennis’ centraal moet staan: het kennisniveau van de student, de ervaringskennis van de bewoner, de beleidskennis van de professionals of de boekenkennis van de onderzoeker.

Daarnaast kwam uit de discussie naar voren dat medewerkers van hogescholen het nog vaak moeilijk vinden om onderzoek en onderwijs met elkaar te verenigen. Vooral omdat ze hun eigen ritme hebben. Deels is dit op te lossen door te werken met docent-onderzoekers die beide werelden goed kennen. Door aan te sluiten bij de zogenaamde ‘minors’, deze zijn vaak flexibeler en hebben een kortere voorbereidingstijd dan curricula. En door als hogescholen meer gezamenlijk te gaan werken vanuit thema’s in plaats vanuit ieder zijn eigen kolom. Onderzoek en onderwijs zijn dan makkelijker op elkaar af te stemmen.

Een ander aangehaald aandachtspunt was het herhalen van zetten. Iedere studentengroep begint vaak op hetzelfde startpunt wat betreft kennis waardoor bewoners bijvoorbeeld steeds een nieuwe groep studenten over de vloer krijgen die met hetzelfde vraagstuk aan de slag gaan. ‘Onderzoeksmoeheid’ bij burgers ligt dan op de loer. Dit kan worden voorkomen door meer te werken met 3e en 4e jaar studenten die al wat verder zijn in hun ontwikkeling en daardoor kunnen doorpakken. Daarnaast is het van belang om kennis meer te stapelen. Destilleer als onderzoeker de resultaten van de vorige groep en gebruik die voor nieuwe studenten als startpunt voor vervolgonderzoek.

20180426_145646.jpg

Dilemma ‘Onverwachte resultaten vs. doelmatigheid’
De basis van experimenteren is dat je ruimte biedt aan uitproberen, innovatie en falen. Dat vergt van partijen een bepaalde vorm van wendbaarheid en flexibiliteit. Aan de andere kant zijn er vaak partijen betrokken (zoals overheden en kennisinstellingen) die hun handelen moeten verantwoorden aan derden waardoor er eisen worden gesteld aan het proces en de uitkomsten. Het systeem waarbinnen ze werken zet hen vast. Ze moeten binnen de lijntjes kleuren. Ze nemen dan al snel de rol op zich van de traditionele opdrachtgever die duidelijkheid vooraf wil. Daarmee creëer je echter niet de ruimte om nieuwe dingen te doen, omdat je daarvoor van de gebaande paden af moet gaan. Het is de keuze voor een lineair model met start en uitkomst of voor een circulair model met hier en daar vangst en bijvangst.

Onder leiding van Harko van den Hende, onderzoeker lectoraat Coördinatie Grootstedelijke Vraagstukken (Hogeschool van Amsterdam) en Stan Majoor (lector van hetzelfde lectoraat) stonden de deelnemers onder andere stil bij de vraag welke doelen er mogelijk zijn bij een stadslabs. Ook hier de vraag wat er dan precies onder ‘leren’ moest worden verstaan en leren voor wie? Geconcludeerd werd dat het opzetten van een stadslab op zich al een leerzame ervaring is voor de betrokken partijen omdat men elkaar op nieuwe manieren leert kennen (pacificeren: voorbij macht, strijd en eigen belang). Er ontstaan daardoor onder andere nieuwe verbindingen tussen gemeente en burgers, waardoor professionals leren wat de vraag in een wijk is en ervaring opdoen met nieuwe manieren van werken. En binnen het HBO ontstaan er door stadslabs vaak nieuwe verbindingen tussen onderzoek en onderwijs. Dat aan elkaar snuffelen van partijen heeft in principe al een meerwaarde. Ook al is die niet keihard met prestatie-indicatoren te meten. De andere kant van de medaille is echter wel dat beleidsmakers soms mee moeten doen bij stadslabs en helemaal niet willen leren. En bewoners zijn – zoals eerder aangegeven – zitten ook niet altijd op weer een nieuwe groep nieuwsgierige studenten te wachten.

De deelnemers waren het met elkaar eens, dat wanneer er sprake is van een opdrachtgever (zoals bij de stadslabs in Amsterdam) het van belang is dat er verwachtingsmanagement wordt toegepast over doelmatigheid, (on)mogelijke uitkomsten en de rol- en taakverdeling. Het idee van een stadslab is immers dat iedereen gelijk is en dat iedereen eigenaar is van een deel van de oplossing. En dus niet: wie betaalt, bepaalt. Daarbij werd ook aangegeven dat de onderzoeker ook niet de mate van doelmatigheid moet bepalen. Het zoeken naar een oplossing voor het gezamenlijk geformuleerde probleem moet centraal staan en niet het eigen onderzoek. Niet de systeemwereld (met zijn strakke indeling in input, output en outcome) maar de mensen aan tafel bepalen het resultaat en of dat resultaat bevredigend is. Als docent-onderzoeker van een hogeschool moet je echter wel de vrije speelruimte krijgen om op zoek te gaan naar situationele oplossingen. Het is de vraag of die flexibiliteit is gewaarborgd als met betalende opdrachtgevers werkt. Aan de andere kant levert dat financiën op waarmee je de kwaliteit van een onderzoeksgroep kan verhogen.

Het dilemma werd in ieder geval na enige discussie van tafel geschoven. Het gaat namelijk niet om de tegenstelling tussen onverwachte resultaten en doelmatigheid. Ze zijn juist prima te combineren. Het uitgangspunt is immers dat we te maken hebben met taaie vraagstukken. Die vragen om nieuwe oplossingsrichtingen, omdat de oude niet meer werken. Om daar te komen heb je nieuwe vormen van samenwerking nodig. Het stadslab is de meeste ultieme werkvorm (en daarmee doelmatig) om tot onverwachte resultaten te komen.

20180426_154133

Bespiegelingen
Aan het eind van de middag werden de belangrijkste lessen uit de workshops samengevat onder leiding van Vincent Smit, lector Grootstedelijke Ontwikkeling (Haagse Hogeschool). Daarnaast reflecteerde Ben Kokkeler, lector Digitalisering en Veiligheid (Avans Hogeschool) op hetgeen hij had gehoord. Hij was vooral blij verrast over hoeveel deskundigheid en praktische ervaring er al is met stadslabs bij hogescholen. Zowel op inhoud als methodiek. Aandachtspunt voor hem is vooral hoe je nog beter de rest van de hogeschool kan betrekken bij deze experimenten. Hoe betrek je docenten zodat zij deze lessen uit de praktijk ook goed kunnen verwerken in hun onderwijsprogramma? En hoe breng je deze leerpunten over aan de professionals in de beleidspraktijk?
Daarnaast vroeg hij aandacht voor het slim betrekken van een diverse groep aan bewoners. Vanwege de eerder genoemde onderzoeksmoeheid, maar ook vanwege de representativiteit. Betrek niet alleen de goedgebekte, brave, betrokken burger. Veel van de maatschappelijke vraagstukken gaan immers over een hele andere groep Nederlanders. Mensen die maar net hun hoofd boven water kunnen houden. Daarnaast is er een deel van de burgers dat helemaal niet met de overheid of publieke organisaties wil samenwerken, ze regelen het liever in eigen kring. Bijvoorbeeld als die bemoeienis hun ‘sociale’ maar illegale activiteiten in eigen kring bedreigt. De vraag is dan ook hoe je dit soort burgers, die helemaal niet op de radar van de controlerende overheid willen komen, betrekt bij stadslabs. Een interesse vraag die bij een volgende workshop aan de orde zou kunnen komen.

Platform Stad en Wijk wil graag een vervolg geven aan deze bijeenkomst. Wil jij als medewerker van een hogeschool een dilemma adopteren en tijdens een workshop bespreken? Laat het dan weten via platformstadenwijk@hhs.nl. Je krijgt dan rechtstreeks input van collega’s uit andere steden op jouw vragen en knelpunten.

Leestips

Gert Biesta (2014) Wat is goed onderwijs? Over kwalificatie, socialisatie en subjectivering. Nivoz.

Jaswina Bihari-Elahi (2018) Innolab Laak Vitaal. Den Haag: De Haagse Hogeschool.

Ellen van Bueren en Kris Steen (2017) Urban Living Labs: A living lab way of working. Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions

Gabriele Ferri & Martijn de Waal (eds.) (2017) A lab of labs: methods and approaches for a human-centered design. Amsterdam: Amsterdam Creative Industries Publishing.

Governance of Urban Sustainability Transitions (2017) Website Urban Livinglabs.

Gerben Helleman (2017) Stadslaboratoria als verbinder tussen onderzoek, beleid en onderwijs. Platform Stad en Wijk.

Philip Marcel Karré, Iris Vanhommerig en Ellen van Bueren (2015) De stad als lab voor sociale verandering. In: Bestuurskunde, Jaargang 24, nummer 1.

Timo Maas, Jos van den Broek en Jasper Deuten (2017) Living labs in Nederland – van open testfaciliteit tot levend lab. Den Haag: Rathenau Instituut.

Stan Majoor, Marie Morel, Alex Straathof, Frank Suurenbroek, Willem van Winden (2017) Laboratorium Amsterdam: werken, leren, reflecteren. Amsterdam: THOTH.

Kes McCormick and Christian Harmann (2017) The emerging landscape of urban living labs; characteristics, practices and examples. Lund University.

Ineke Miltenburg en Ron Weerheijm (2017) Krachtige Leeromgevingen: Een handreiking bij het ontwerpen van Innovation Labs. Hogeschool Rotterdam Uitgeverij.

Simon Marvin, Harriet Bulkeley, Lindsay Mai, Kes McCormick, Yuliya Voytenko Palgan (2018) Urban Living Labs. Experimenting with City Futures. Routledge.

Suzanne Potjer (2019) Van mogelijke, naar haalbare, naar gangbare vernieuwing. Urban Futures Studio, Universiteit Utrecht.

Emma Puerari, Jotte I. J. C. de Koning, Timo von Wirth, Philip M. Karré, Ingrid J. Mulder and Derk A. Loorbach (2018) Co-Creation Dynamics in Urban Living Labs. In: Sustainability, 10 (6).

Gabriele Schliwa en Kes McCormick (2016) Living labs: Users, citizens and transitions. In: The experimental city by James Evans, Andrew Karvonen, Rob Raven (red.) London: Routledge.

Ellen Sjoer (2014) Living labs als een vehikel voor (onderwijs)innovatie. In: Onderzoekend op weg; een essaybundel over opdrachten voor de toekomst. Den Haag: HHS.

Vincent Smit en Robert Duiveman (2017) Leren in een Lab in Laak. Presentatie lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling, Haagse Hogeschool.

Kris Steen en Ellen van Bueren (2017) The Defining Characteristics of Urban Living Labs. In: Technology Innovation Management Review, jaargang 7, nummer 7.

Stimuleringsfonds creatieve industrie (2018) Manifest Stadslabs: pionieren aan de grote maatschappelijke opgaven. Rotterdam

Koen Raats, Stan Majoor en Frank Suurenbroek (2016) Ruimtelijke experimenten: leren van Fieldlabs. In: Rooilijn, Jaargang 49, nummer 4.

Y. Voytenko, K. McCormick, J. Evans, & G. Schliwa (2016) Urban living labs for sustainability and low carbon cities in Europe: Towards a research agenda. In: Journal of Cleaner Production, 123, 45-54.

3 gedachtes over “Kansen en dilemma’s bij Stadslabs

Plaats een reactie